Voetbal en friet
door Peter de Jonge
Als jongen ging ik in de jaren zestig altijd met mijn vader naar het voetbal. Om de veertien dagen naar het sportcomplex aan de Irislaan in Vlissingen om de lokale VCV aan te moedigen. We noemden dat geen stadion, maar het hoofdveld.
Mijn vader koos altijd voor een staanplaats rechts van de hoofdtribune, waar hij met collega-arbeiders van scheepswerf De Schelde een middagje mopperde over salarisverhogingen (meestal een halve of een hele cent per uur) en het spel van de thuisclub. In mijn herinnering werd er nooit gescholden. Niet tegen spelers, niet tegen de scheidsrechter.
Een enkele keer was er kritiek op de grensrechter, die clublid was: Henk Burgerhof. Die kreeg ervan langs als hij te onpartijdig was. Bij twijfel over buitenspel moest de grensrechter zijn eigen club het voordeel geven, vond men.
Ik hing met leeftijdsgenoten over het hek met reclameborden dat rond het veld stond. Eenmaal ben ik het veld opgerend nadat de roodwit gestreepten van VCV kampioen een mooie overwinning had behaald. Toen we met een grote groep samendromden om de juichende spelers wist ik niet veel beter te doen dan heel even Rob Moens aan te raken. De lange spits met enorme kopkracht en topscorer aller tijden besliste vaak wedstrijden. Nadat hij een opgelegde kans had gemist heb ik hem wel eens toegeroepen: ,,Hé Moens, wil je soms nóg een televisie’’? Ik verwees naar het verhaal dat hij een televisie zou hebben gekregen voor zijn transfer van HVV’24 naar VC Vlissingen. Dat was voor die tijd heel wat, want amateurs mochten geen cent ontvangen.
En amateurs waren het. Aanraakbaar. Bekenden van het publiek. Collega’s meestal. Jan van Huizen en Ko Huzer, werkten geloof ik gewoon op De Schelde.
Vlissingen speelde op het hoogste amateurniveau en was een soort vechtersploeg als Feyenoord, terwijl Middelburg het Ajax van de amateurs werd genoemd. Het was dan ook altijd druk. Vooral tijdens de derby’s. Veel mensen (behalve Rob Moens) hadden in die tijd nog geen televisie en veel ander vertier dan saai familiebezoek was er niet op zondagmiddag.
Onder het enorme scorebord aan de Irislaan, dat met de hand werd bijgehouden, was een kiosk waar je iets lekkers kon kopen. Een zakje Smith Chips, waarin het zout in een apart blauw papiertje was verpakt. Of Bazooka kauwgom, waarmee je grote ballen kon blazen.
Een concurrent in de winter voor deze lekkernijen was de rijdende friteskraam van Toon. De legendarische patatbakker, die een arm miste maar desondanks in razend tempo zijn klanten bediende. Hij plaatste lege puntzakken in een zelfgemaakte houten houder, vulde die met frites en reikte ze dan uit aan de kopers. Niets lekkerder dan de warmte van dat zakje in je hand. Daardoor miste je wel eens een doelpunt.
foto boven: VC Vlissingen, kampioen 1e klas, seizoen 1963-1964. Staand vlnr: grensrechter Henk Burgerhof, Jo de Waal, Loek Verhulst, Wim Bos, Henk Daalhuizen, Hennie van Wezel, Kees Stroo, trainer Piet van de Munnik, voorzitter Eddy Boogerd. Hurkend: Henk van Oosterhout, Jan van Huizen, Rob Moens, Ko Huser, Jan de Nooijer. | Foto Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen, nr 41464
jacqueline harms
Geplaatst op 14:22h, 13 januarimoest even lachen het eerste zakje chips, geen enorme keus maar het blauwe zakje vertel ik ook tegen mijn kleinkinderen, met zout, en ja de bazooka kauwgum , je was niet zo kieskeurig , want er was niet veel, met alles tevreden,