Naar de hudo
door Peter de Jonge
De vakantie van mijn kleinkinderen wierp mij in gedachten terug naar mijn eigen jeugd. Zij vlogen deze zomer uit naar Noorwegen, voor een camperreis langs fjorden, maakten een rondreis door Turkije en verbleven op een prachtplek in de Toscaanse heuvels ten zuiden van Florence.
Je zou verwachten dat ze er na afloop onophoudelijk over zouden vertellen, maar we moesten de verhalen toch een beetje loswrikken, want het besef dat dit heel bijzondere reizen zijn is bij de grootouders nadrukkelijker aanwezig dan bij hen.
Dus vertelt opa over zijn zomervakanties. Die bestonden niet. Mijn ouders gingen nooit met ons op reis. Het vakantiegeld verdween in de pot voor bijzondere uitgaven, zoals een nieuwe fiets of een wasmachine. Een treinreis naar Tilburg met één overnachting bij familie was al een hele belevenis.
Toch gunden ze mij wel een reisje. Het kamp van de welpen, tegenwoordig scouting genoemd. Die semi-militair ogende organisatie met uniformpjes en insignes. Een groen petje met kruislings gestikte gele biezen, een groen overhemd met op de mouw insignes van de speciale verrichtingen en voor de uitverkorenen (zoals ik) een of twee gele banden om de linkermouw als je gids-helper of gids was. In mijn geval van het grijze nest. Een groen, witte das. Je salueerde met twee vingers van de rechterhand tegen de pet.
In de zomer gingen de welpen een week met een touringcar, de luxe uitvoering van de autobus, naar een plaats in West-Brabant. In ons geval het onooglijke plaatsje Dorst, waar de Vlissingse Willibordusgroep onder leiding van akela Theune neerstreek in de stal van een boerderij. Die stond leeg omdat de koeien ’s zomers in de wei mochten grazen. Hoewel de koeienstal grondig was gereinigd kon je toch de koeien en vooral hun poep nog ruiken. De stadse kinderen knepen met hun vingers hun neusgaten dicht, al wende je er na een dag ook aan. We sliepen op strozakken. Onze moeders hadden lakens aan elkaar genaaid, die we ter plekke moesten vullen met stro tot er een dikke matras ontstond waar we met onze slaapzak bovenop konden liggen. Het rook een beetje of je in een konijnenhok lag te slapen.
In het bos achter de boerderij was een gat in de grond gegraven waarboven met enkele palen en planken een zitgedeelte was geconstrueerd. Daar kon je op gaan zitten als je een grote boodschap moest doen. Die plaats werd de ‘hudo’ genoemd, volgens ons een afkorting voor ‘Hier Uw Darmen Openen’.
We deden er spelletjes en speurtochten. Waarschijnlijk waren we er maar een paar dagen, hooguit een week. Dan kwam de bus ons weer ophalen en doken we bij aankomst onder de banken zodat onze ouders zouden denken dat we niet waren meegekomen. Een traditie die (zo merkte ik toen ik dit jaar kleinkinderen na een schoolreisje ophaalde) nog steeds bestaat. Want of ze nu per luxe cruiseschip naar Scandinavië varen of vliegen naar Turkije of Italië, sommige simpele ouderwetse gebruiken verdwijnen nooit.
Foto: De Willibrordusgroep in Vlissingen, plm 1960. | foto privéarchief Peter de Jonge
Hanny de Valk
Geplaatst op 18:36h, 23 augustusWat leuk geschreven Peter, ja zo gingen onze schoolreisjes vroeger hé.
Hele leuke krant !/ site. Akela An Theune, was onze achterbuurvrouw, groot gezin.
Gr. Hanny