Het ‘bontje’ van mijn moeder

door Peter de Jonge

Mijn moeder had een jasje waar ze apetrots op was: haar ‘bontje’. Niet van een beschermde diersoort als de hermelijn, de nerts en al helemaal niet van piepjonge zeehondjes die uitsluitend voor hun prachtige vacht meedogenloos werden doodgeknuppeld op het poolijs. Maar wel van een echt dier. Volgens mij konijn, al was het daarvoor iets te donkerbruin. Misschien toch een sloddervosje.

Bont. Filmsterren droegen het, net als dames van stand. Toch pronkten ook de middelbare vrouwen uit ons arbeidersmilieu graag met hun bontje. Lekker warm in de winter en hoewel niet al te gek duur toch een tikje chique. Je voelde je even één van de madammen met een bontjas als je met daarmee naar de kerk of naar een feestje ging.

Zo was dat in de jaren zestig. Toen opkopers tussen kerst en oudjaar door de straten liepen en onbekommerd luidkeels ‘haze- en konijnevellen’ schalden om de ‘jasjes’ op te kopen van de Flappies, die de kerst niet overleefd hadden. De sfeer sloeg om toen de televisie de bloederige beelden van de zeehondenjacht vertoonde en dierenbeschermers een aksie startten tegen het dragen van bontmantels. Ineens deugde je niet meer als je je daaraan schuldig maakte.

Mijn moeder haalde aanvankelijk haar schouders op, want de beesten waarbij de vellen voor haar comfort waren uitgetrokken leefden immers toch al niet meer. Dus wie werd er nu helemaal mee geholpen als ze het kledingstuk in de kast liet hangen. Het had goed geld gekost. Toch begon ook haar geweten te knagen en naarmate de tijd vorderde bleef het jasje, dat kale plekken van het dragen had gekregen, steeds langer ongedragen.

In de Randstad had je eind jaren zestig, begin jaren zeventig al actiegroepen die jassen besmeurden met verf die niet meer te verwijderen was. Je moest dus goed op je tellen passen als je met zo’n dierenhuid de straat opging. Gek genoeg pakte niet mijn moeder, maar ík dat jasje regelmatig uit de kast als ik uitging. Geïnspireerd door een foto van de Rolling Stones uit Muziek Express waarop Mick Jagger een bontje droeg. Tot ook mijn schuldgevoel het won van de drang om er alternatief uit te zien en moeders bontjasje in een kledinghoes naar zolder verhuisde. Op zoek naar een uitmonstering voor een carnavalsfeest kwam het op een dag weer tevoorschijn. Na enige aarzeling heb ik het toch maar niet aangetrokken. Bij carnaval hoort immers alleen Brabants bont.

foto Peter de Jonge

1 Reactie
  • Frederika R. de Vries
    Geplaatst op 13:58h, 13 december Beantwoorden

    Toen mijn moeder en ik voor een vakantie vanuit Australië naar Nederland voor familiebezoek gingen was het voor ons best nog koud in april. Het was in 1956.
    Mijn moeder had nog wel een warme jas, maar ik helemaal niet. Toen zijn we naar de stad (Groningen) gegaan om voor mij ook iets warms te kopen. Het werd een mooie jas van lams-pootjes. Ik voelde me er helemaal niet gelukkig in maar mijn moeder vond het prachtig staan. Okee, het werd dus die jas. Ik heb de jas een paar keer aan gehad maar ik voelde me helemaal niet op mijn gemak ermee. Ik was nog maar 16 jaar!
    De jas ging mee naar Australië maar daar heb ik die jas nooit gedragen. Toen we in 1969 definitief weer naar Nederland gingen heb ik de jas nog wel een paar keer gedragen maar het is al snel in de kast blijven hangen. Daar is het heel lang blijven hangen….. Inmiddels is de jas naar een goede doelen-project gegaan……..

Geef een reactie