Ha, vuurtje stoken!

door Jan Jansen

Dat in Zeeland met de regelmaat van de klok boerderijen afbranden, is van alle tijden. Dit jaar gaat het aantal schuurbranden ook alweer in de dubbele cijfers. Tja, die schuren liggen vol brandbaar materiaal. Hooi, stro, loof, jute. Hoog risico, altijd zo geweest.

Maar dat de boerderijbrandstatistieken voor Hoek en omgeving in de jaren vijftig geen piek te zien geven, mag een klein wonder heten. In die contreien groeit dan namelijk een klein pyromaantje op. Te weten ikzelf. Ha, vuurtje stoken!

Het ging inderdaad zover dat ik als tienjarige bijna de boerderij van mijn jeugd in de fik had gestoken. Bijna. Ik hoef het niet met terugwerkende kracht goed te praten – de pyromaan in mij is ook al lang bedaard – maar een excuus is er wel. Zo mag het toch wel heten als de onderwijzers van je lagere school hun leerlingen op pad sturen om doosjes lucifers uit te venten voor het goede doel.

Wat dat doel was, weet ik niet meer. Zal de zending wel zijn geweest. Maar rechtvaardigt dat het risico van lucifers in kinderhanden?

Die doosjes brandden natuurlijk in onze broekzakken. Misbruik was gemakkelijk. Je kon, zonder dat de kopers het merkten, uit elk doosje zo een paar lucifers achterover drukken. En er is genoeg dat wil branden en zo een beetje spektakel oplevert.

Favoriet bij stokende kinders waren droge bermen en dijken waar het gras zonder veel risico vlot af fikte. Het enige wat gevaar liep, waren de paaltjes van de omheining. De ‘opbrengst’ waren zwartgeblakerde oppervlaktes van tientallen tot wel honderden meters. Prima basis trouwens voor pril gras, dus als je maar uit de buurt van z’n schuur bleef, kreeg je de boer ook niet achter je aan.

Maar ik moest natuurlijk een stapje verder gaan. Pochend tegen buurjongens die op een school zaten waar ze geen lucifers uitventten, nam ik m’n koopwaar mee de schuur in. Op de dorsvloer slingerde altijd wel wat hooi of stro. Prima brandstof!

Ik hield er een lucifer bij – één lucifer maar – en daar was het lopend vuurtje al. In een schuur vol hooi, en graan, en veevoer.

Nu sloeg de schrik ons om het hart. Dit ging veel te hard. Een paar brandende strootjes stegen metershoog op, richting de tot in de nok gestouwde graanschoven. Maar net op tijd doofden ze uit.

Oeioei.

En toch zijn we niet gillend de boerderij ontvlucht. Nee nee. We ontpopten ons tot een waarlijk dappere jeugdbrandweer. Tien kindervoetjes kwamen in beweging en wisten de vlammen uit te trappelen voor ze echte schade konden aanrichten.

Het spreekt vanzelf dat de as op de dorsvloer samen met de geur van rook die in de schuur bleef hangen, mij verraadde. Nooit ben ik nog op pad gestuurd met doosjes lucifers als koopwaar…

Geen reacties

Geef een reactie