Emigreren

door Albert Kort

In de jaren vijftig maakten veel mensen zich zorgen over de toekomst van het land. De schaarste aan goederen, de nijpende woningnood, de strijd in Nederlands-Indië en de Koude Oorlog: dit alles zorgde voor de nodige kopzorgen.

Het was dan ook geen wonder dat een groot deel van de bevolking dacht aan een nieuw leven in het buitenland. Emigratie bood de hoop op een betere toekomst, vooral voor degenen met een groot gezin, werklozen en boeren die weinig perspectief zagen in het overvolle Nederland. In de jaren vijftig en zestig vertrokken maar liefst zo’n half miljoen Nederlanders naar landen als Canada, Amerika en Australië.

Eenmaal aangekomen in het nieuwe moederland bleek het leven vaak tegen te vallen. De snelle rijkdom en de banen lagen niet voor het oprapen. Als ze al het geluk hadden een baan en woonruimte te vinden, was het hard werken om het hoofd boven water te houden. Sommige mensen, zo werd me duidelijk uit een verhaal van mijn tante die rond 1960 met haar man naar Kalamazoo in Michigan was vertrokken, hadden zelfs twee banen nodig om aan voldoende geld te komen. Haar man had op Zuid-Beveland een zwaar leven als landarbeider achter de rug en had zijn hoop gevestigd op Amerika. Dat viel echter bar tegen. Hij moest zes dagen in de week in een fabriek werken, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.

Ook de integratie bleek lastig. Amerikanen, Canadezen en Australiërs waren bang dat de nieuwkomers hun banen inpikten.

Mijn tante bleef in Amerika. Dat gold echter lang niet voor alle emigranten. Ik herinner me een jongen van de lagere school die met zijn ouders na de Tweede Wereldoorlog naar Australië was geëmigreerd, maar al spoedig was teruggekeerd. Over de reden liet hij zich echter niet uit. Ook zijn vader en moeder wilden er niet over spreken. Was het omdat ze bang waren als ‘losers’ te worden gezien?

Dit laatste gold zeker niet voor alle terugkomers. De 72-jarige Dirk Kloosterman uit ’s-Heer Hendrikskinderen bijvoorbeeld vertelde enthousiaste verhalen over Amerika, het land waar hij jaren had vertoefd. ,,Bijna iedereen daar”, vertelde hij aan een journalist van het Zeeuwsch Dagblad, ,,beschikte over een auto en de winkels lagen volgeladen met artikelen waarvan je in Nederland alleen maar kon dromen.” Het luxe leventje daar kon hem echter niet bekoren en daarom besloot hij terug te gaan naar zijn vertrouwde dorp, waar hij in zijn ‘kleine lage woning zijn oude plekje’ weer opzocht.

foto boven: 1948: Kapitein G. Visser van de Kota Inten wijst een Zeeuwse familie de vaarroute naar hun nieuwe land Canada. De familie behoorde tot de eerste groep van 700 emigranten die vertrokken. | foto Zeeuwse Beeldbank, recordnummer 111266

1958: In de buitenhaven van Vlissingen ligt het passagiersschip ms Willem Ruys. Het schip nam 120 emigranten aan boord voor Canada, onderwie 100 vluchtelingen uit kampen in Duitsland en Oostenrijk. Voor de laatste groep werd de reis verzorgd door de Intergovernemental Commission European Migration. De Willem Ruys was voor dit doel gecharterd door de Europa-Canada-lijn, een Duitse maatschappij waarvan de grootste aandeelhouders de Holland-Amerika-Lijn en de Rotterdamse Lloyd waren. | foto Zeeuwse Beeldbank / W. de Bruine

2 reacties
  • Jessica Laumen- de Valk
    Geplaatst op 10:34h, 18 november Beantwoorden

    Vanuit Nieuwerkerk en Oosterland is een deel van mijn familie (o.a. Koopman, en Heijboer) al in de 19e eeuw geëmigreerd. en altijd staat als reden: Beter leven en bestaan zoekend. Mijn oma was een Koopman van Nieuwerkerk.

  • Frederika R. de Vries
    Geplaatst op 20:15h, 17 november Beantwoorden

    Wij gingen in 1951 naar Australië. Mijn vader werkte bij een baggerbedrijf en dat bedrijf ging naar Albany in West-Australië. Ik was toen 11 jaar. Mijn vader ging eerst en wij gingen 3 maanden later. Wij gingen met het vliegtuig en we deden er 5 dagen over om in Perth aan te komen. De eerste stop was al in Rome om te tanken. Bij de volgende overnachtingen werden we op het vliegtuig door een KLM-bus gehaald en naar een mooi hotel gebracht. ’s Nachts werd er niet gevlogen. De volgende ochtend werden we weer gehaald en naar het vliegveld gebracht. Dat waren voor ons toch wel heel bijzondere overnachtingen.
    We wisten dat we voor twee jaar in Australië zouden zijn. Dat was toch anders als hoe het de meeste emigranten verging.
    Toen het werk in Albany klaar was gingen we over naar Melbourne. Daarna verplaatste het baggerbedrijf zich naar Geelong waar wij de rest van ons Australisch verblijf doorbrachten.
    Inmiddels woonden in die omgeving al emigranten van verschillende nationaliteiten. Velen woonden nog op de opvanglocaties. Af en toe werd er voor de Nederlandse vereniging een Hollandse film gedraaid in een daar voor gekozen ruimte.
    Iedere keer hoorde je een duidelijk gesnik en soms huilen. De heimwee naar Nederland was dan weer groot. De Nederlanders zochten elkaar toen ook zoveel mogelijk op.
    Wij gingen na 6 jaar ipv 2 jaar weer terug. De emigranten raakten in die tijd toch ook geïntegreerd en er ontstonden steeds meer verenigingen van al die verschillende nationaliteiten.
    Wij waren weer een ervaring rijker.
    Mijn vader heeft nog in verschillende andere landen gewerkt. Wij gingen niet meer mee.

Geef een reactie