Dominees en politici in mijn bed

THEMAKRANT GELOOF EN ONGELOOF (editie 11, december 2021)

 

door Margreeth Ernens-Abrahamse

Ik ben nét niet ín de kerk geboren, maar er pal tegenover, in de smalle winkel-Noordstraat in Terneuzen, het scheelt dus een paar meter.

We woonden boven de bloemenzaak van mijn ouders en al jong ging ik mee naar deze gereformeerde kerk, geen ‘zware’ kerk, maar een synodale. Ons gezin zat altijd op bank nummer zeven, maar mijn vader zat als kerkenraadslid voorin. Mijn zus, broers en ik zijn in die kerk gedoopt, en mijn zus is er ook getrouwd.

De gevel van de Noordstraatkerk is tegenwoordig gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door een glazen overkapping, maar is toch nog duidelijk herkenbaar en de bakstenen versieringen zijn goed te zien. | foto Willem Staat

Na het zondagse ontbijt met beschuit met basterdsuiker kreeg elk kind muntjes voor de verschillende collectes en natuurlijk een King-pepermuntje, te nuttigen als de preek begon.

De kerk, waarin tegenwoordig een restaurant is gevestigd, was aan de buitenkant rijkelijk van bakstenen versieringen voorzien, maar sober van inrichting. De enige franje bestond uit gebrandschilderde ovalen ruitjes in het midden van de hoge kerkramen. Daarop stonden de twaalf zonen van Jacob afgebeeld en die ken ik dus op mijn duimpje: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Dan, Naftali, Gad, Aser, Issaschar, Zebulon, Jozef en Benjamin. Dochter Dina ontbrak echter tot mijn ergernis.

Psalmversje leren

De achterpui aan de Smidswal van de Noordstraatkerk is enigszins aan de eisen van het restaurant aangepast, maar ziet er eigenlijk nog steeds als een kerk uit. | foto Willem Staat

In de kerk zaten ook heel wat klasgenootjes natuurlijk. Op maandagochtend moesten we op school een psalmversje opzeggen en soms wist ik niet meer welk versje was opgegeven. Dan gebaarde ik tijdens de dienst naar een klasgenoot ‘Welk versje?’ Zodra hij of zij het nummer had uitgebeeld, sloeg ik aan het leren, want dat moest er op maandagmorgen vlekkeloos uitkomen, je kon niet thuiskomen met minder dan een tien.

Onze dominees droegen over het algemeen een zwarte toga met een bef. Tegenwoordig hebben veel predikanten daar een stola overheen, in de kleuren van het kerkelijk jaar. Ik kan niet zeggen dat het sombere, strenge kerkdiensten waren, hoewel het wel vormelijker was dan tegenwoordig. Vooral het zingen en het orgelspel vond ik altijd mooi.

Op zaterdag werden we geregeld ingezet om de borden met de te zingen liederen klaar te maken. Ik keek dan steevast even in de grote, opengeslagen Bijbel, en moest altijd lachen om het woord Prop-heet.

Gasten

Soms kwamen er gastpredikanten naar onze kerk. Aangezien Terneuzen in die tijd niet zo makkelijk te bereiken was, kwamen ze al op zaterdagavond, want stel je voor dat de boot werd gemist.

1965: Touwtje springen in mijn zondagse jurk op het piepkleine pleintje voor de kerk. | foto privécollectie

Als kerkenraadsvoorzitter haalde mijn vader zo’n gastpredikant van de boot. De dominees overnachtten over het algemeen dan ook bij ons thuis, in het bed van mijn zus en mij. De gastpredikanten werden afgewisseld door politici, want mijn vader was ook voorzitter van de lokale AR-partij en voor politici ging hetzelfde op, alleen kwamen die meestal op vrijdag en konden ze na de vergadering niet meer met de boot over. Ik kan dus met recht zeggen dat ik heel wat dominees en politici in mijn bed heb gehad.

Foto boven: Het interieur van de gereformeerde Noordstraatkerk. Op de ramen zijn de ovale inzetstukken met de zonen van Jacob te onderscheiden. De dwarsbanken linksvoor waren voor de ouderlingen, de diakenen zaten in het vak rechts. Het prachtige, grote Steynmeyer-orgel hing boven de preekstoel en de organist zat links bovenin verscholen achter een geel gordijntje. De kerk werd eind jaren zeventig aan de eredienst onttrokken en in 1985 verkocht. | Foto ©: Collectie A. de Blaeij

Geen reacties

Geef een reactie