De teddybeer
door Albert Kort
Wat heb ik als kleuter genoten van mijn teddybeer! Ik stond er mee op en ging er mee naar bed. Geen moment verloor ik hem uit het oog.
Tijdens de vakantie kon ik hem niet missen en hij was dan ook de eerste die van mij een plekje in de auto kreeg. Nee, over een gebrek aan verzorging en aandacht had mijn beer niet te klagen. Mijn moeder voorzag hem van kleren en had zelfs een grote kartonnen doos tot vervoermiddel omgebouwd waarmee ik hem in de zomermaanden kon trakteren op een rondje door de tuin.
Met zijn zachte vacht ziet een speelgoedbeer eruit om te knuffelen. Menig kind loopt dan ook rond met een teddybeer, in het verleden maar ook nu. En dat is toch vreemd, als je bedenkt dat je een ‘knuffel’ van dit roofdier hoogstwaarschijnlijk niet overleeft. Dat werd mij voor het eerst duidelijk, toen ik als kind ‘De zoon van de berejager’ van Karl May las. Op pagina 37 schrijft de auteur hoe een klein meisje verslonden wordt door een grizzlybeer. Haar broertje die er met zijn neus bovenop stond, vertelt: “Ik was verstijfd van de schrik. Ik wilde om hulp roepen, maar ik kon niet. Ik zag de ledematen van mijn zusje in de gapende bek van het ondier verdwijnen tot er niets meer over was dan haar houten pop die op de grond gevallen was.”
Was me dat even schrikken! Een lief diertje dat een onschuldig meisje met huid en haar opvrat, hoe was dat in hemelsnaam mogelijk? Pas veel later kwam ik erachter hoe de vork in de steel zat. Uit een naslagwerk over beren werd me namelijk duidelijk dat het door mij zo geliefkoosde beertje in werkelijkheid een agressief roofdier was, maar dat het de Amerikaanse commercie was geweest die de beer tot een knuffelbeertje had gemaakt. De naam was ontleend aan president Theodore (‘Teddy’) Roosevelt die een keer was uitgenodigd voor een jachttocht, maar medelijden had gehad met het afschieten van een beer. In de ‘Washington Post’ verscheen daarop een cartoon met daarop de president en een lief beertje, en die prent inspireerde een echtpaar uit New York om knuffelberen te verkopen in hun winkel. De beren verkochten zo goed dat hun winkel al spoedig uitgroeide tot een professioneel speelgoedbedrijf.
Het bleek een blijvend succes, want tot op de dag van vandaag worden er wereldwijd miljoenen teddyberen verkocht en het beertje Winnie de Poeh blijft onder kleuters onverminderd populair. Al gaf dit beertje een tijdje geleden in Polen aanleiding tot een politieke rel. De conservatieve regering van dat land vond het namelijk ongehoord dat er een tekening van Winnie op de muur van een basisschool was gemaakt. Een halfnaakt beertje en nog wel zonder duidelijke geslachtskenmerken: tegen deze ‘westerse’ perversiteit moest de jeugd kost wat kost worden beschermd!
Foto boven: Broer Gerard (links) en ik spelen in de huiskamer (1956). Ook de teddybeer was van de partij. | foto privéarchief Albert Kort.
Tenno van Noord
Geplaatst op 22:11h, 17 juniWat een prachtig maar ook leerzaam verhaal Albert. Goed geschreven!