De leukste dingen deed je buiten
door Mieke van der Jagt
Wat doen kinderen eigenlijk tegenwoordig? Ik woon naast een park maar ik zie er nooit eentje. Ik weet wel: ze moeten naar muziek, ballet, gym, voetbal maar er zal toch weleens tijd overschieten om buiten te spelen.
In mijn herinnering waren we vroeger altijd buiten want de leukste dingen kon je alleen maar buiten doen. Natuurlijk speelden we ook binnen als het regende. Tekenen, knutselen en sommige kinderen speelden met poppen of autootjes. Zodra het droog was, werden we naar buiten gestuurd. Daar kon namelijk alles en – niet onbelangrijk – daar waren ook andere kinderen.
We hadden dan weliswaar geen park maar wel een straat die rustig genoeg was om bijvoorbeeld trefbal te spelen: twee teams aan weerskanten van een krijtstreep. Of wat we ‘spelletjes tegen de muur’ noemden. Dat waren onder meer ‘schipper mag ik overvaren’, ‘moeder mag ik reizen’ en ‘de koninklijk’ marine’. Als het erg mooi weer was deden we ook nog weleens ‘toneel’ in de tuin. Het leukste was dan de voorbereiding: het maken van iets als een script en de decorbouw.
Voor de rest had je voor alles een tijd. Plotseling nam iemand een springtouw mee naar school en het was springtijd. Die verdween weer even snel als ze gekomen was en we sloegen met z’n allen aan het klepperen. De kleppers van vorig jaar waren meestal kwijt, zodat vaders bijna huis aan huis rachels stonden te zagen. Voordat je het wist moest je weer de rolschaatsen onderbinden.
Begin jaren zestig ontstond de elastieken twist. Nu eens niet iets wat onze voorouders ook al deden, zoals tollen, hinkelen en knikkeren. Samen met de hoelahoep was het elastiek echt iets van onze tijd. Het voelde alsof we het zelf hadden uitgevonden. Bij het elastieken, zoals wij het noemden, golden strenge protocollen: d’rin, d’rop, d’rin, d’ruit, draaien, d’rin, d’ruit, overhalen en d’ruit. Had je dat netjes gedaan dan ging het elastiek, dat op enkelhoogte had gehangen, naar halverwege de kuit en bij het volgende rondje in de knieholten. Wie af was moest ‘staan’. Dat was, net als draaien bij touwtjespringen, geen populaire bezigheid, zodat we altijd de hand probeerden te leggen op twee volle, zinken vuilnisbakken.
In de zomer, als we vakantie hadden, bouwden we weleens een tent. Met oude gordijnen en lakens, vitrage als ramen en waslijnen en knijpers voor de constructie. Je was er uren mee bezig en als de tent klaar was volgde de rolverdeling – wie is vader, wie is moeder en wie is kind. Dat liep meteen uit op ruzie.
Mijn ouders maakten de fout om ons een sheltertje te geven, een katoenen tentje met twee stokken en een paar haringen. Dat stond in minder dan vijf minuten. En zo lang duurde het dan ook tot we ruzie kregen.
Foto boven: Toneelspelen achter in de tuin. De tweede van links op de bank ben ik.
Beluister het gesprek dat Remco van Schellen van Omroep Zeeland met Mieke had in Zeeland Wordt Wakker:
Marjan de Koster
Geplaatst op 17:01h, 23 oktoberHeel herkenbaar Mieke. We hoepelden met zo’n ijzeren ring, knikkerden en speelden als het wat donkerder was: spookje. Daarnaast waren er fietswedstrijdjes in de straat. Speelde ook achter een hek met een stang bibliotheekje. Leende boeken uit aan andere kinderen en ach we deden nog zoveel meer. Nu staat de straat vol auto’s en is er weinig ruimte voor de kinderen. Ik zie jonge ouders al lopend op hun telefoon kijkend met hun koters achter hen aanlopend op de stoep. Dit is anno 2021 ongeveer het straatbeeld in een Zeeuws dorp, het mijne.