Carnaval

door Mieke van der Jagt

Het zit er weer aan te komen: het carnaval. Leuk voor veel mensen maar niet voor mij. Ondanks mijn oerbrabantse geboortegrond Breda oftewel het Kielengat, maken ze mij niet blij met een optocht  of een verkleedpartij waarbij je je jas niet meer aan kan.

Hoewel mijn jeugd zich dus in Breda, om precies te zijn Ginneken, afspeelde, werden wij op school niet lastiggevallen met carnavalsvieringen. Ik zat op een christelijke school die gewoon vrijaf gaf in de week van aswoensdag.

Ik ben maar een keer met mijn vader, mijn moeder en mijn zus naar de optocht in de stad wezen kijken. Het was ijskoud en in mijn herinnering kwamen er alleen luid toeterende auto’s voorbij. Ze strooiden papiertjes in het rond en verder niks. Ik wilde meteen naar huis en mijn vader, die er toch al weinig zin in had gehad, wilde wel mee. Mijn moeder en mijn zus beweerden dat het later nog leuk was geworden, maar ik had voorgoed besloten dat het mijn ding niet was.

Veel later, eenmaal in Zeeland, heb ik wel nog leuke optochten gezien, zonder reclamestoeten. Maar eigenlijk was het altijd koud, veel te koud.

Natuurlijk deden wij wel mee met de verkleedpartijen in de buurt. Ik weet nog dat mijn moeder voor mijn zus en mij prachtige bloemenpakjes heeft gemaakt: katoenen bloemblaadjes in alle kleuren aan een rokje en op een mutsje. Alles op de groei natuurlijk; het kon jaaaren mee.

Maar we weten hoe het gaat met kinderen: ze willen precies hetzelfde als de rest. De foto moet in 1964 zijn genomen toen wij na veel zeuren ook een boerenkiel en een petje hadden gekregen. Op die kiel moest een rode boerenzakdoek worden  gedragen waarbij de punten bijeen werden geschoven met een luciferdoosje. Ik weet bijna zeker dat het Grutto-lucifers waren, het merk van De Gruyter. Daar deden ze bij ons de boodschappen en daar had  je ook het snoepje van de week, heel vaak de lekkerste butterscotchrepen die ik ooit gegeten heb.

Bij de standaarduitrusting hoorde ook een zwart nepzijden boerenpetje. Bij mijn zus had mijn vader er met krijt BOER KOEKOEK op geschreven en bij mij BOER BON PARMA. Het is daarom dat ik weet dat het 1964 moet zijn geweest  want iedereen had het over de vrijer van prinses Irene, met wie ze in april zou trouwen. Boer Hendrik Koekoek was de eerste populist van na de oorlog die met veel stemmen in de Kamer kwam. Om hem werd nog voornamelijk gelachen.

Mijn zus, die lange met de vlechten, en ik, degene die aan die baby staat te trekken, hebben in ieder geval onze jassen over de kielen aangetrokken. Ik ben misschien nog een paar jaar verkleed gegaan maar het carnaval is nooit mijn ding geworden; te koud, veel te koud.

foto: Carnaval 1964: Mieke en haar zus dragen een boerenkiel met een petje. | foto privéarchief Mieke van der Jagt

Geen reacties

Geef een reactie