Brrr
door Johanna Brouwer
Het is 1962 en vlak voor de kerstvakantie valt de winter in. Met een watergang voor de deur is dat een fijn vooruitzicht, want dan kan ik schaatsen.
Het vriest ook meteen lekker door en na een paar dagen al komt oba (dat zeggen wij zo: oba, geen opa) op de fiets uit Westkapelle om schaatsles te geven. Ik mag het gaan proberen op ruiters, een tamelijk korte schaats met een ijzer dat aan de voorkant een ronding heeft. Oba maakt de riempjes stevig vast en dan mag ik het proberen. Het valt nog niet mee om overeind te blijven en het is ook niet gauw goed: “recht op je schaats staan, afzetten naar rechts, naar links” schalt oba’s stem over het ijs. Aan het eind van de middag kan ik al bijna twintig slagen zonder te vallen!
Dan is het Kerst en gaan de schaatsen even in een krant in de bijkeuken. Volgens papa blijft het nog wel een hele week vriezen en dan kun je op zon- en feestdagen best binnenblijven. Behalve als de volgende dag de dooi invalt, dan is hij erg rekkelijk en mag je nog de hele dag op het ijs; maar deze keer dus niet.
En dan begint het te sneeuwen en niet weinig ook. Als het dan ook nog hard gaat waaien, kan op een ochtend de achterdeur niet meer open en zijn we ingesneeuwd. Die achterdeur is snel genoeg uitgegraven, maar in de Welzingse polder is het een puinhoop; op het stukje Schroeweg waar wij wonen, valt het nog wel mee, maar verderop waar de B-wegen omzoomd zijn met meidoorns en ander struikgewas is er geen doorkomen aan. De bosjes zijn muren van sneeuw geworden en daartussen ligt er ook wel een meter. De schaatspret is ook wel even klaar.
Meteen doemen er problemen op, want Machielse uit Ritthem kan er met de melkauto niet doorheen en waar blijf je dan met de melk van de koeien. Die moet wel binnen afzienbare tijd verwerkt worden en daarom haalt mama de karnstok van de vliering en begint ze aan het vermoeiende werk van boter maken.
Als de melk een paar uur in de melkbussen staat, gaat de room in de melk vanzelf boven drijven. Die hevelt mama dan over in een andere melkbus en als alle room daarin zit, gaat de karnstok erin. Dat is een houten stok met aan de onderkant een kruis. Door de stok op en neer door de room te bewegen en tegelijkertijd te draaien, gaat de room schiften en klonteren. Die klonters schept mama op een theedoek die in een zeef ligt en als al het vocht eruit is gelekt, kneedt ze de klonten samen tot een flinke kluit boter.
Voorlopig hoeft mama geen boter meer te kopen. Vervelend is wel dat het brood op raakt en bakker Hendrickx er met zijn kar ook niet door kan zodat papa lopend naar het Oranjeplein in Oost-Souburg moet om broden te halen.
En na de vakantie moet ik ook weer op school zien te komen en dat is vier kilometer op het fietsje; maar dat is een ander verhaal.
Geen reacties