Brand!

Het leek een doodgewone middag, die dinsdag 9 januari 1968. We zaten braaf te luisteren naar de meester, die ons een spannend geschiedenisverhaal vertelde, toen er op de deur werd geklopt. De bovenmeester kwam binnen met een politieman. ,,Kinderen, we hebben een ernstige mededeling’’, zei hij, terwijl hij de politieman even toeknikte. Die posteerde zich breed voor de klas. ,,Zijn er in deze klas kinderen uit de binnenstad? Ja? Nou, jullie mogen niet naar huis, de hele binnenstad staat in brand.’’ Hij keek de klas even rond of zijn boodschap goed was overgekomen, draaide zich om en verliet met de bovenmeester het lokaal.

Ik schrok me wild en mijn vriendinnetje dat naast mij zat, ook. Wij woonden allebei in de binnenstad van Terneuzen… Niet veel later ging de schoolbel en we renden naar het fietsenhok. Daar stond mijn jongere broer al te wachten en met zijn drietjes raceten we in paniek naar huis. Achteraf onbegrijpelijk natuurlijk dat er geen enkele vorm van opvang was. Maar nee, ze lieten ons zomaar gaan, er werden zelfs geen vragen gesteld.

We namen de Axelsestraat, want aan het eind daarvan bij de Axelse Brug stond de frietkraam van de vader van mijn vriendinnetje, nét buiten de binnenstad. De binnenstad van Terneuzen was toen nog een eilandje en alleen bereikbaar via verschillende bruggen.

De frietkraam bleek geheel intact en er stond een grote massa nieuwsgierigen. Bij de brug werd alle verkeer tegengehouden, er mocht niemand meer in of uit de binnenstad, die gelukkig niet helemáál in brand stond. We zagen en hoorden de enorme vlammen van de brand die woedde op de Kop van de Noordstraat, de lange winkelstraat van Terneuzen. Er hing ook heel veel rook. Een brandweerman hield ons tegen. ,,Jullie mogen niet verder, kinders.’’ ,,Ja maar meneer, wij wonen daar!’’ Dit keer kregen we wat meer begrip en de brandweerman nam ons mee naar een rustig hoekje bij een van de brandweerauto’s. ,,Wáár wonen jullie precies?’’ Ik legde uit dat mijn broer en ik aan het andere eind van de Noordstraat woonden en mijn vriendinnetje nog wat verderop. ,,Weet je wat’’, zei de man vriendelijk, ,,jullie kunnen één van de bruggetjes over de sluisdeuren nemen, dan kun je over de Markt naar huis. Daar is geen gevaar.’’

Ineens klonk er een enorme klap en de brandweerman haastte zich weg. Wij fietsten via het kleine bruggetje voor fietsers en voetgangers, dat een stukje verderop over het kanaal lag, naar huis. Daar bleek alles in orde. Onze ouders hielden ons wel binnen, we mochten niet naar de brand gaan kijken.

De volgende dag hoorden we dat de meubelzaak van Naeye en kunsthandel Ter Nose geheel waren uitgebrand, zeven omliggende winkels hadden ernstige water-, rook- en brandschade opgelopen. De harde klap die wij hadden gehoord was het springen door de hitte van de glazen winkelpui van Jamin geweest. Volgens de krant bedroeg de totale schade ongeveer een miljoen gulden (met inflatie meegerekend zou dat nu ruim 3 miljoen euro zijn). Dat deel van de Noordstraat zag er een tijdje griezelig en spookachtig uit en het stonk er verschrikkelijk. Alles was door de vorst behangen met ijspegels. Gelukkig waren er geen slachtoffers gevallen, maar de schrik zat er goed in bij mij. Nog jarenlang heb ik nachtmerries gehad van uitbrekende branden.

foto’s uit de verzameling van J.L. Platteeuw, H. Hommers, familie de Feijter en afdrukken van negatieven dhr. P. v.d. Goes (1968)

De glazen pui van het tegenover de brandhaard staande pand van Jamin sprong door de hitte.

Het inferno woedde urenlang in de smalle Noordstraat.

Geen reacties

Geef een reactie