Willem Slaakweg laatste maker van pilopakken

THEMAKRANT KLEDERDRACHT (editie 19, DECEMBER 2023)

Verdwenen beroep: de boerenkleermaker

door Wim van Gorsel

Met het verdwijnen van het ‘boerengoed’ zijn ook de boerenkleermakers verdwenen. In het Zeeuws Dagblad van 22 mei 1959 vond ik een interview met Willem Slaakweg (75) uit ’s-Heerenhoek.

In het artikel wordt hij ‘Zeelands laatste boerenkleermaker’ genoemd. Slaakweg, zoon en kleinzoon van een kleermaker, vertelt dat hij tijdens zijn ruim zestigjarige carrière (vanaf zijn veertiende) honderden broeken en buizen heeft gemaakt. Pilopakken voor doordeweeks en fluweel of laken voor de zondag.

In zijn kleermakerij stond overigens ook nog een oude scheerstoel, waarin hij een steeds kleiner wordend groepje klanten ontving die bij een echte barbier geschoren wilden worden. Een kleine bijverdienste voor Willem. Het verhaal ging dat Willem een verzameling bloempotten in verschillende maten had, de klant van een passende bloempot op het hoofd voorzag, waarna hij met de tondeuse aan de slag ging.

Mariamaand

Als kleermaker had Willem Slaakweg het in de meimaand – in het katholieke ’s-Heerenhoek is dat de Mariamaand waarin jongeren hun eerste communie doen – extra druk. Jongens kregen voor die gelegenheid dan een nieuw pakje aangemeten bij Willem.

Na ruim zestig jaar kleermakerschap was Slaakweg nog niet van plan het bijltje erbij neer te gooien. ,,Dan zouen al mien klanten op de oude dag nog op d’r burgers moeten gae.’’ Dat wilde hij zijn oude klanten niet aandoen.

Willem Slaakweg was dus in de weer met boerengoed voor mannen. In de PZC van 30 juli 1977 ontdekte ik een interview met Tannetje Simonse uit Middelburg. Zij was op 80-jarige leeftijd op dat moment nog dagelijks als mutsenmaakster in de weer voor de vrouwen in dracht. Tannetje, al voor de oorlog begonnen met haar ambacht, had het in 1977 niet meer zo druk als in de jaren ’50, maar meestal had ze haar handen vol met het maken, stijven en strijken van voornamelijk Walcherse klederdrachtmutsen.

Walvisessence

Tannetje Simonse was van oorsprong baakster, maar nadat ze een keer haar enkel had gebroken kon ze niet meer zo goed staan en is ze mutsenmaakster geworden. Aanvankelijk werkte ze met walvisessence om de mutsen mooi stijf te maken, maar later gebruikte ze voor dit klusje was en stijfsel, waardoor het strijkbaarder werd.

Tannetje vertelde dat klederdrachtmutsen maken een zeer arbeidsintensief werkje is. De mutsen moeten meerdere keren in warm water gespoeld worden, dan door de stijfsel, vervolgens drogen en dampen en kunnen de volgende ochtend pas worden gestreken. Door het intensieve gebruik van water en gas was dat bovendien een duur klusje, waar ze niet al te veel aan overhield. Maar dat laatste vond ze niet erg.

Gekantkloste rand

In Axel verwierf mevrouw J. De Feyter-de Pooter op latere leeftijd de vaardigheid van het maken en opmaken van de muts. Ze leerde het van een oude tante die, zo vertelde ze in De Stem van 21 april 1984, haar een 9 gaf voor de mutsen die ze maakte. De ondermuts is gesierd met kraaltjes en was niet heel moeilijk, maar aan de bovenmuts zit een brede gekantkloste rand met een fijn patroon. Het stijven daarvan is een speciale vaardigheid. Net als plooien. Degenen die dat ambacht beheersten werden plooisters, opdoensters of opmaaksters genoemd. ,,Voor dit werk kon je maar op een paar adresjes terecht’’, aldus een trotse mutsenmaker.

Foto: Willem Slaakweg (geb. 1885) was vanaf zijn 14e kleermaker op ’s-Heerenhoek. Hij woonde op den diek, Hoofdstraat 6. | Foto ZB| Bibliotheek van Zeeland. Fotoarchief PZC

1 Reactie
  • Jonge@kabelfoon.nl
    Geplaatst op 21:42h, 13 december Beantwoorden

    Wat is er toch ontzettend veel veranderd. Jammer en ook gelukkig. Verandering is van alle tijden. Dat besef je weer na het lezen van dit artikel.

    Interessant onderwerp, waarvoor dank.

Geef een reactie