Woordenschat

door Peter Blom

Het eerste moeilijke woord dat ik leerde was pyromaan. Niet dat ik als kleuter met plezier alles in de fik stak. Wel zat ik graag door de mica glaasjes van de kolenkachel te kijken hoe alles daar lekker smeulde. De kolen werden bij ons gebracht door een kolenboer, die grote volle jute zakken over zijn schouder droeg en de inhoud in het kolenhok in de bijkeuken stortte. Die pyromaan kwam in beeld toen op een hete dag in 1967 de hooiberg van de naburige boerderij afbrandde. De hele wijk liep uit, ik stond daar met mijn neus vooraan en hoorde grote mensen zeggen dat het waarschijnlijk het werk van een pyromaan was. Van het vuur was ik niet bijzonder onder de indruk maar des te meer van het woord, de klank en de betekenis

Mijn tweede moeilijke woord kan ik tot op de dag nauwkeurig herleiden. Op 3 juli 1968 trouwde mijn oudste zus. De hele familie kreeg nieuwe kleren en mijn moeder had voor mijn broertje en mij een broekje en een overhemdje gemaakt. Op de heugelijke dag bezorgde de bloemenman een grote vensterdoos met anjers en fresia’s, de korte steeltjes omwikkeld met groen plakband. Deze bleken corsages te heten. Het was ook nog eens een toer om die corsage op te spelden en rechtop te houden.

In volle vaart volgden er die dag ‘bretels, liturgie, ambtenaar van de burgerlijke stand, garderobe, receptie, petit-fours, vermouth en advocaat.  Het was zonder meer de dag van de uitbreiding van mijn vocabulaire én drankenkennis.

Foto: In de kerk tussen mijn moeder en trouwende zus en zwager met afzakkende corsage. | fotoarchief Peter Blom

Geen reacties

Geef een reactie