Klein Klein Kleutertje
door Albert Kort
De dag dat ik voor het eerst naar school ging, staat nog in mijn geheugen gegrift. Aan de hand van mijn moeder wandelde ik naar de Jacinta kleuterschool in de Tulpstraat in Goes. Nog geen kilometer van ons huis in de Piccardtstraat, maar voor een ventje van vier was het een flinke tippel.
Of ik die dag gespannen was weet ik niet, wel dat het mijn moeder zwaar viel om afscheid te nemen van haar kind, ook al was dat maar voor korte tijd. Zo bleef ze nog minutenlang voor het raam naar me zwaaien, lang nadat ik in het lokaal mijn plaats aan een tafeltje had gevonden. Ik kreeg het eerste jaar les van juffrouw Boonman, die samen met zuster Manja het schooltje bestierde.
Veel van dat eerste jaar staat me niet meer bij. De juf was geloof ik wel aardig, en dat laatste kan ik niet zeggen van haar collega, die slechts over een kort lontje beschikte. Voor zuster Manja kwamen orde en discipline op de eerste plaats, en wie naast de pot pieste kon op weinig mededogen rekenen.
Ik herinner me nog die ene keer toen ze razend en tierend terugkwam uit het jongenstoilet, waar ze een plasje ‘water’ naast de pot had opgemerkt en van ons wilde weten wie dat op zijn geweten had. Omdat een reactie uitbleef, gooide ze het over een andere boeg. Wij werden één voor één uit het lokaal gehaald en naar de plek des onheils geleid. Toen het mijn beurt was, deed ik het bijna in mijn broek van angst.
In het toilet aangekomen, trok ze flink aan mijn oor en vroeg, met de vinger gericht op het plasje, of ik ‘dat had gedaan’. Onschuldig, maar verlamd van angst gaf ik toe dat ik de dader was. Misschien heeft deze afgedwongen schuldbekentenis me voor verder onheil bespaard. Ik kwam er in elk geval met een lichte straf van af. Er volgde geen publieke veroordeling, zoals ik wel eens had meegemaakt toen een andere jonge ‘delinquent’ gedwongen werd zijn schuld te bekennen ten overstaan van de hele klas. Mijn ‘zaak’ werd, zogezegd, in de doofpot gestopt.
Een vervelend incident. Toch had ik zeker geen hekel aan school, maar thuis was het natuurlijker veel en veel leuker. Daar kon je tenslotte vrijwel alles doen waar je zin in had. In de winter op zolder spelen met de vele soldaatjes en autootjes van Matchbox, waarvan mijn oudere broer een hele verzameling had aangelegd. Zomers verplaatsten onze activiteiten zich naar de tuin, waar mijn moeder een zinken teil met water had gevuld. We gebruikten een houten klomp als boot en een rasp als op- en afrit voor de auto’s die gebruik maakten van dit ludieke overzetveer.
Foto boven: Broer Gerard (rechts) en ik aan mijn tafeltje met daarop een vetplantje dat ik iedere dag water moest geven.
(De foto’s zijn alle drie omstreeks 1960 genomen.)
Beluister het gesprek dat Remco van Schellen van Omroep Zeeland met Albert had in Zeeland Wordt Wakker:
Geen reacties